Algemeen:
Tennis is mooie sport die door veel mensen tot op hoge leeftijd wordt gespeeld. Het vergt veel concentratievermogen, fijn motoriek en snelheid. Dit maakt het met name voor mensen met Parkinson een sport die helpt de symptomen van de ziekte te vertragen.
Procedures competitief:
- Op uw persoonlijke Score-card vindt u de tijd dat u zich mag melden bij het tennissen;
- U meldt zich door u Score-card te tonen aan de Score-manager die aan het tafeltje zit op het terras van het tennis paviljoen van Tennisvereniging Genneper Parken;
- De score-manager vertelt u welke baan u kunt gebruiken;
- U gaat naar uw tennisbaan;
- U geeft uw Score-card aan de scheidsrechter;
- De scheidsrechter legt u nog enkele regels uit;
- De wedstrijd(en) worden gespeeld;
- De scheidsrechter vult uw Score-card in;
- U toont uw Score-card aan de Score-manager zodat deze het Score-management-systeem kan updaten.
Procedures sportief en recreatief:
Dit zijn de procedures als u het tennissen liever niet in competitieverband speelt maar gewoon sportief en voor de mantelzorgers.
- U kunt zelf een baan reserveren die wij voor het evenement beschikbaar stellen;
- U meldt zich 10 minuten voor de gereserveerde tijd bij de score-manager aan de tafel op het terras van Tennisclub Genneper Parken;
- De score-manager geeft aan op welke baan u bent ingedeeld en of deze op de gevraagde tijd Inderdaad beschikbaar is;
- U gaat naar de aan u toegewezen baan;
- Er is geen scheidsrechter vanuit de organisatie. U zult zelf de telling moeten bijhouden;
- U gebruikt uw eigen ballen en eigen racket om de wedstrijd te spelen;
- U heeft de tennisbaan 30 minuten tot u beschikking;
- Na een half uur meldt u zich weer af bij de score-manager.
Spelregels:
De spelregels van tennis zijn bepaald door de Internationale Tennis Federatie (ITF). Ze gelden voor zowel mannen als vrouwen.
- Het speelveld is 23,77 m lang en voor enkelspelwedstrijden 8,23 m breed. Voor dubbelspelwedstrijden is het speelveld 10,97 m breed;
- We gebruiken voor het TPG-toernooi een afwijkende telling namelijk het rally-punten systeem:
- Alle wedstrijden duren – in tijd uitgedrukt – even lang (30 minuten time-box);
- Alle wedstrijden bestaan uit één game. De uitslag wordt bepaald door het verschil in rally-punten.
- De wedstrijd wordt gewonnen door het team dat na 30 minuten de meeste punten heeft;
- De keuze van de speelhelft en het recht om in het eerste spel serveerder of ontvanger te zijn, wordt door tossen beslist;
- De spelers wisselen elke 10 punten van speelhelft;
- Als een bal een lijn raakt, wordt dit beschouwd als het raken van het speelveld dat door die lijn wordt begrensd;
- Na twee keer serveren gaat de service naar de tegenstander;
- In een dubbelspel moet het team dat als eerste moet serveren beslissen welke speler in dat spel zal serveren;
- Bij het serveren in een standaardspel moet de serveerder afwisselend achter één van de kanten van zijn speelhelft staan, in elk spel te beginnen van de rechterkant van zijn speelhelft;
- Tijdens de servicebeweging mag de serveerder niet:
- Zijn stand veranderen door een loopbeweging, hoewel geringe bewegingen van de voeten zijn toegestaan;
- Met een voet de achterlijn of het speelveld raken;
- Met een voet het gebied buiten de denkbeeldige verlenging van de zijlijn raken;
- Met een voet de denkbeeldige verlenging van het middenlijn raken. Als de serveerder deze regel overtreedt is het een ‘Voetfout’.
- De serveerder mag niet serveren voordat de ontvanger klaar staat. De ontvanger moet zich echter aanpassen aan het redelijke tempo van de serveerder en moet klaar staan om te ontvangen binnen een redelijke tijd nadat de serveerder gereed is om te serveren. Een ontvanger die de service probeert terug te slaan, wordt geacht klaar te zijn. Als de ontvanger aangeeft dat hij niet klaar is, kan de service niet worden fout geteld.
- Het punt wordt verloren als:
- De serveerder tweemaal achter elkaar een foutieve service slaat;
- De speler de in het spel zijnde bal niet terugslaat voordat deze tweemaal achter elkaar stuit;
- De speler de in het spel zijnde bal zo terugslaat dat deze de grond of een voorwerp buiten het speelveld raakt;
- De speler de in het spel zijnde bal zo terugslaat dat deze, voordat hij stuit, een vaste hindernis raakt;
- De ontvanger de service terugslaat voordat deze is gestuit;
- De speler de in het spel zijnde bal opzettelijk ‘draagt’ of op zijn racket opvangt of hem opzettelijk meer dan eens met zijn racket raakt;
- De speler of zijn racket, of hij het nu in zijn hand heeft of niet, of iets dat de speler draagt of vasthoudt op enig moment dat de bal in het spel is, het net raakt of de netpalen/enkelspelpaaltjes, het netkoord of de netkabel, de nettrekband of de netband, of het speelveld van de tegenstander;
- De speler de bal slaat voordat deze over het net is gegaan;
- De in het spel zijnde bal de speler raakt of iets dat de speler aan heeft of draagt, behalve zijn racket of;
- De in het spel zijnde bal het racket raakt terwijl de speler het niet in zijn hand heeft;
- De speler opzettelijk en wezenlijk de vorm van het racket verandert terwijl de bal in het spel is;
- In een dubbelspel, beide spelers de bal bij het terugslaan raken.
Richtlijnen voor het spelen van partijen zonder scheidsrechter:
- Als een partij wordt gespeeld zonder scheidsrechter dienen de spelers zich aan de volgende regels te houden;
- Iedere speler is verantwoordelijk voor alle beslissingen aan zijn kant van het net;
- De speler moet onmiddellijk nadat de bal de grond buiten de lijn heeft geraakt “uit” of “fout” roepen en wel zo luid dat de tegenstander het kan horen;
- Bij twijfel moet de speler zijn tegenstander het voordeel van de twijfel geven. Dit betekent dat – op banen waarop geen balafdruk is te zien – elke bal die niet met zekerheid “uit” kan worden gegeven, als “goed” moet worden beschouwd en dat het spel dus doorgaat;
- Als een speler ten onrechte een bal “uit” geeft en zich dan realiseert dat de bal “in” was, moet het punt de eerste keer worden overgespeeld, tenzij de bal voor hem onbereikbaar was (een “scorend punt”), in welk geval het punt voor de tegenstander is. Bij elke volgende onterechte “uit” call verliest de betrokken speler het punt;
- De serveerder moet, hoorbaar voor de tegenstander, vóór iedere eerste service de stand afroepen. Voor partijen gespeeld op gravelbanen en op andere baansoorten, waarop balafdrukken zijn te zien, dienen de spelers zich, in aanvulling op het bovenstaande, te houden aan de volgende regels:
- Alleen de balafdruk van de laatste slag van een slagenwisseling mag worden gecontroleerd. Controleren van een balafdruk mag ook als een speler het spel onderbreekt maar in een reflex de bal nog heeft teruggeslagen;
- Als een speler twijfelt aan de juistheid van een beslissing van zijn tegenstander kan hij hem vragen de balafdruk aan te wijzen. De speler mag dan naar de andere kant van het net gaan om die balafdruk te bekijken (dus niet om een andere balafdruk aan te wijzen!);
- Als een speler de balafdruk uitveegt geeft hij daarmee aan dat het punt voor zijn tegenstander is;
- Als de speler een bal “uit” geeft, moet hij, onder normale omstandigheden, in staat zijn om de balafdruk aan te wijzen;
- Als een speler ten onrechte een bal “uit” geeft en zich dan realiseert dat de bal “in” was, verliest de speler die “uit” riep het punt.